Ik ben een interessante oefening aan het doen. Ik noem het een innerlijke nulmeting.
In wetenschappelijke of bouwkundige termen is een nulmeting het bepalen van de huidige situatie, om vandaar doelen te kunnen stellen en veranderingen te kunnen waarnemen. Ik gebruik het woord lichtjes anders, in de zin van peilen naar de kern.
In een heel mooie TED-talk raakt schrijfster Elizabeth Lesser het punt aan dat elk kind geboren wordt met een unieke blauwdruk die ze bij gebrek aan beter woord de ziel noemt. Lesser werkte ooit als vroedvrouw en de unieke vonk die elk kind bij de geboorte meebracht, was voelbaar in de kamer, zei ze. Maar al snel leren kinderen om die uniekheid te verbergen.
Als we willen passen in het gezin, de cultuur, het klimaat, de samenleving… waarin we ons bevinden, moeten we wel. We krijgen van dag één impulsen uit onze omgeving op ons afgevuurd, die ons piepjonge brein vertellen of de plek waar we ons bevinden veilig is, of er voor ons gezorgd wordt, of er warmte en aandacht zijn voor ons. Of niet. En we ontwikkelen strategieën om te kunnen groeien (en in sommige gevallen overleven) in die omgeving.
Tegen de tijd dat we volwassen zijn, lijden velen van ons aan ADD, zegt Lesser: Authenticity Deficit Disorder. We hebben onze authentieke kern bedekt met zoveel laagjes en zoveel bescherming, vaak onbewust, dat we niet eens meer weten hoe we wérkelijk oprecht kunnen zijn, zelfs al zouden we het willen.
Zelf deed ze oefening om haar ziel opnieuw bloot te leggen toen zij de beenmergdonor bleek voor haar doodzieke zus. Samen kuisten ze een heleboel van die oude, belemmerende lagen op die een diepe, liefdevolle zielsrelatie tussen hen in de weg hadden gestaan. Lesser schreef er kwetsbaar en krachtig over in Marrow, een boek dat ik nu aanraad aan mijn schrijfleerlingen met interesse voor autobiografisch schrijven.
Hoewel ik dat boek al bijna tien jaar geleden las, had Lessers wijsheid mij ook vandaag nog iets te zeggen. Het onbewust bedekken van onze ziel, onze kern, in onze verhouding tot anderen was een inzicht dat de afgelopen maanden stelselmatig duidelijker in mijn vizier kwam.
Natuurlijk was het niet nieuw voor mij, ik ben al twintig jaar bezig steeds dieper naar mijn innerlijke kern toe te groeien en daarbij steeds meer laagjes af te pellen. Maar nu stootte ik op een punt waar ik helderheid miste.
Een van de thema’s waar ik in dit leven als introverte creatieveling vaak tegenaan loop, is mijn verhouding met de buitenwereld. Ik herhaal al jaren dat ik nog meer met mijn werk naar buiten wil komen, en ik heb er op allerlei manieren ook al bakken energie in gestoken. Maar klopt die stelling eigenlijk wel? Wil ik echt wel naar buiten, zelfs met mijn werk? Of vind ik dat ik dat moet willen?
Als ik terugdenk aan de meeste magische en vervullende momenten van mijn kindertijd draaiden die altijd om creatie, verbeelding, schoonheid en de zeer vloeibare voorloper van wat ik nu spiritualiteit noem, in alle rust in mijn eentje thuis. Nooit om podia of in het centrum van de belangstelling staan. En toch is er natuurlijk ook een behoefte aan contact met anderen, en aan zichtbaar zijn. Maar in hoeverre komt dat spontaan of forceer ik mezelf daartoe? Ik heb mezelf als kind heel erg moeten forceren, jarenlang, in die drukke, onvatbare en overweldigende wereld. Ik kan er veel beter in functioneren dan vroeger, maar als ik echt diep graaf, doe ik het daarom liever? Of ben ik gewoon gaan geloven dat dat is wat ik hoor te willen, hoe ik hoor te zijn, en dus ook hoe ik met mijn artistieke werk hoor om te gaan: mezelf altijd een beetje forcerend, een beetje harder pushend dan nodig?
Voor de duidelijkheid: ik denk niet dat ik pusherig of opdringerig ben. Toch niet naar de buitenwereld toe. Maar naar mezelf waarschijnlijk vaak wel, op een subtiele manier. Ik heb om het zo te zeggen nog nooit kunnen ervaren hoe het echt voelt om puur vanuit mijn eigen innerlijke flow te werken en te leven, want mijn default mode is er eentje van mezelf net altijd toch weer dat beetje forceren.
Dus wat was nu eigenlijk écht mijn eigen, innerlijke flow? Een afwisselend eb en vloed? Een enthousiaste aanhoudende vloed, of juist een heel teruggetrokken eb? Ik besefte dat ik het in alle eerlijkheid niet wist. Ik was altijd aan het reageren op wat er op mij af kwam, of aan het herhalen wat ik in de loop van de jaren geleerd had om te doen. Ik handelde niet vanuit die authentieke kern – of toch niet bewust. Als het aankwam op mijn relaties met de buitenwereld, wist ik zelfs niet hoe die kern voelde.
Dat beseffen, vond ik fantastisch. Want dat betekende dat ik het kon gaan ontdekken. Ik ging nog wat meer rondzwemmen in mijn herinneringen als kind. Niet aan wat ik toen allemaal deed, maar aan hoe het voelde.
Ik zag interessante parallellen en vermoedde verbanden. Tussen mijn zeer moeizame geboorte en de zeer moeizame manier waarop veel van mijn werk doorheen het geboortekanaal van een uitgeverij raakt, bijvoorbeeld. Of tussen mijn neiging om mezelf te beschermen tegen enthousiaste mensen die veel te overweldigend aanvoelden en mijn neiging om mezelf nu bij voorbaat te beschermen tegen eventueel succes. Tussen de manier waarop ik me moest forceren om sociaal te zijn en de manier waarop ik mezelf nog altijd subtiel forceer om dat te zijn.
Mijn innerlijke kalibratie zit verstopt onder een paar dikke lagen gedrag dat me is aangeleerd, door goedbedoelende opvoeders, of door mezelf, uit noodzaak. En ze zijn me zo vertrouwd dat ik ze niet eens in vraag stelde. Maar nu dus wel. Ik kan ze nog niet altijd helder vatten, maar ik weet nu dat ze er zijn. En ik wil er doorheen kunnen kijken.
Ik geef mezelf de komende maanden de tijd om een nulmeting uit te voeren. Ik forceer niks, ik houd alleen de wetenschap van de bedekkende laagjes en mijn kern die daaronder beschermd maar verborgen zit liefdevol in mijn aandacht. Ik nodig mezelf uit tot voelen zonder oordeel. Ik nodig mijn kern uit om zich te laten horen. Ik beloof dat ik zal luisteren.
De lente smaakt dit jaar echt anders, en ik ben heel nieuwsgierig naar wat er uit de diepte zal ontluiken.
Een gedachte over “Het nulpunt”