Orde en harmonie – vanbinnen of vanbuiten?

Waarom ik mijn huis niet zo grondig opruim als ik wel zou willen

 

Prelente_085 ed cut klein
(c) KV

 

De lente is in het land – met een kleine maand vertraging, maar ze is er tenminste!

Lentschoonmaak is aan mij nooit echt besteed geweest. De meeste van onze spullen hebben een vaste stek (kamer, kast, plank, lade), maar er slingert altijd een milde hoeveelheid rommel die illustreert dat de prioriteit bij ons in huis leven is, en niet opruimen.

Clean
Bordje bij ons in de gang

Laatst keek ik het huis en de tuin rond. En ik merkte dat een aantal dingen toch niet helemaal waren zoals ik ze graag had. Ik zou wat meer moeten opruimen. Ik zou onkruid moeten wieden. Ik zou mezelf en mijn zaakjes beter in de hand moeten hebben.
Alleen had ik niet genoeg energie voorradig om het me echt aan te trekken. De inspanning die het zou vragen om mijn omgeving een heel klein beetje te verbeteren, woog veel meer door dan het voordeel dat ik zou halen uit al die moeite.

Het is niet dat ik niet houd van een proper huis. Soms voelt zo’n woonst wel eens té netjes voor mij, alsof je per ongeluk een bladzijde uit een interieurmagazine binnen bent gewandeld, een huis waarin niemand echt lijkt te wonen, maar ik geniet van schoonheid, harmonie en rust. En in de algemene zin houden we ons huis ook wel schoon. Oké, van de vloer eten zou ik niet aanraden. En er staan overal veel te veel planten en kunstvoorwerpen en stenen om het ooit te laten doorgaan voor een meditatieruimte in zen-stijl, maar dat is prima. Alleen wilde ik soms dat het een heel klein beetje ordelijker was, beter gestructureerd, meer… iets.
Tot ik me begin voor te stellen dat ik effectief aan dat schoonmaken en opruimen begin…

Laat maar.
Het is al lang prima zo.

En dat is ook zo. Dus waarom die gemengde gevoelens?

 

Prelente_089 ed cut klein
(c) KV

 

Twee jaar geleden ging Christophe voor twee weken naar de VS, een congres bijwonen en dierbare oude AFS-vrienden opzoeken. Het was de langste periode dat we niet samen waren waarbij ik degene was die thuis achterbleef, en het was een stevige uitdaging.

Ik ben geen huishoudelijke prinses, en voltijds voor alles alleen instaan, ook de zorg voor onze zoon van (toen) zeven, drukte mij met de neus op het feit hoe hecht mijn leven verweven was geraakt met dat van die andere persoon waar ik al vijftien jaar mee samenwoonde. Ik beken eerlijk dat ik minder moeite heb om het zonder mijn zoon te stellen als hij de halve zomer in Frankrijk bij zijn grootouders doorbrengt, dan om mijn man twee weken te missen.

Het is me wel gelukt, natuurlijk (jeezes, wie ben ik om te klagen!?) en ik hervond ook een soort innerlijke kracht waarvan ik had gedacht dat die misschien verdwenen was. En die twee weken hadden ook een paar onverwachte geschenken voor me. Ik merkte interessante veranderingen in mijn gedrag. Ze kwamen onbewust tot stand, in de zin dat ik niet beslist had om de dingen plots anders te gaan aanpakken. Maar aangezien ik op een zeer bewuste manier leef, en ze zeer aanwezig waren, kon ik niet anders dan ze opmerken, in al hun onverwachtheid.

Christophe zucht wel eens dat ik een meester ben in het negeren van de afwas die op hem staat te wachten op het aanrecht (ik kook, hij wast af, en het klopt: ik kan die to-taal negeren). Maar toen hij er niet was, slaagde ik daar eenvoudigweg niet in. Dat had niet eens zoveel te maken met de wetenschap dat alles wat ik zich liet opstapelen later alleen maar een groter en lastiger karwei werd. Het had iets te maken met de orde en schoonheid die ontstond als ik het achter de rug had. Die had ik nodig. Het was bijna alsof ik, nu de liefde van mijn leven er niet was, een zekere vorm van troost uit mijn omgeving wilde halen. Ik voelde me beter als de dingen schoon en opgeruimd waren. Dus deed ik dat, grondiger dan in lange tijd. De bezigheid zelf bezorgde me niet bepaald veel vreugde, maar het resultaat was om een of andere reden belangrijker. Ik had het gevoel dat ik mijn leven beter aankon met een schonere keuken, een beter opgeruimde woonkamer.

Toen mijn man terugkwam, omhelsde ik hem als de verloren en teruggevonden schat die hij was. En het leven werd weer normaal.

Nu kijk ik mijn huis en mijn tuin rond, in dit vroege lenteweer, en ik herken mijn nood voor wat meer properheid, orde en schoonheid. En dan weeg ik die af tegen het rijke gevoel van harmonie en ‘thuiskomen’ dat ik al heb, de verbondenheid met mijn geliefden, de energie die ik investeer in mijn gezin en mijn professionele bezigheden.
Ik vraag me af wat de meerwaarde van die extra inspanning zou zijn. En ik betrap mezelf op de gedacht: ja, het zou wel leuk zijn. Maar de meerwaarde weegt niet op tegen de moeite.

Zo lang ik omringd ben door mijn geliefden in een warme cocon van harmonie, kan ik wel tegen een beetje rommel. Uitgebreid opruimen zou me niet gelukkiger maken. Die tijd steek ik veel liever in creatief bezig zijn, een goede gesprekspartner en klankbord zijn voor mijn man, en een mama die er staat voor haar zoon.

Ik keer de rommel die zich zachtjes opbouwt de rug toe. Dat grondiger opruimen spaar ik wel voor de dag, hopelijk in een heel verre toekomst, dat ik alleen woon op een plek die thuis zou willen noemen.

 

Prelente_080 ed cut klein
(c) KV

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s