
Ik hoor je stem, maar ik kan je niet zien.
Je woorden zijn te fel om naar te kijken.
Hou mij bij de hand, omfloers het licht, scherm mij af.
Ik zal je niet vragen om de dingen mooier voor te stellen dan ze zijn. Er is geen plaats voor leugens in dit clair-obscur dat ons teder, genadeloos, lijn per lijn uittekent.
Hoe nietig de rechtopstaande haren op mijn armen. Hoe scherp de geur van oud hout en mos.
Misschien heeft het bos het van bij het begin begrepen, en is de waarheid gewoon te pijnlijk om haar in de ogen te kijken. Wie recht in de zon staart, wordt blind.
Als we haar waarnemen, is het doorheen een membraan van genade, een filter die ons spaart en die ons, tegen dat ze de grond bereikt en alles wat daar ritselt heeft vastgepind onder een laag vergulde stilte, het gevoel geeft dat ze ons liefkoost.
Ik hoor je stem. Je verhaal reikt naar mij.
Als ik mijn hand uitsteek, kan ik het aanraken.
komorebi (Japans): zonlicht, gefilterd door het bladerdek
Een reactie op “Komorebi”