voor Jurgen Walschot
We troffen elkaar op het plein voor het station, gedreven door de nood om elkaar te herkennen.
Jij droeg een schilderij onder je arm, ik had mijn hoop en mijn angst onder mijn jas.
We keken toe hoe de wind de wolkpluimen langs de hemel joeg. De glazen gezichten van de flatgebouwen waren spiegels van zilver en blauw, waarvoor gehaaste reizigers in tweevoud langsliepen. Nu en dan versomberde het goud van de bomen tot brons. Een handvol minuten later lichtte alles – gebouwen, mensen, weerspiegelingen, bladgoud – weer op.

Zeg het me eerlijk, zei je. Heeft jouw tekst mijn prenten nodig?
Eerlijk zijn is zoiets als naakt op dit winderige plein gaan staan, voor het oog van ieder die passeert. Maar ik wist: wie herkend wil worden, moet zich durven tonen.
Nee, zei ik. Een goede tekst heeft immers geen prenten nodig.
Je knikte en je zweeg.
Maar, zei ik, als je het aandurft om mij halverwege te ontmoeten, om jouw beelden aan mijn woorden te verbinden, dan denk ik dat jij en ik samen iets bijzonders geboren kunnen laten worden. Iets wat er tot nu toe nog niet was.
Je zweeg.
De wind stak weer op. Het werd bijna koud zoals we daar zaten, met onze hoop en onze angst bloot.
Toen toonde je jouw schilderij. En ik wist dat ik de woorden zou vinden.
Whaw zus , mooi En is dat inderdaad een schilderij van Lynn? Ook heel heel mooi … Slaap zacht Mam
Verstuurd vanaf mijn iPad
>
LikeLike